Dit is zo'n grappig boek, dat ik hem jullie niet wil onthouden.
Het boek gaat over de zondvloed, de ark van Noach, maar dan vanuit de beleving van 3 pinguïns.
Ik heb dit boek voorgelezen in groep 5 en we hebben er enorm om gelachen.
Als ik voorlees, lees ik meestal een paar zinnen vooruit en soms waren er zulke belachelijk grappige dingen dat ik gewoon niet meer uit mijn woorden kwam van het lachen. En vervolgens lagen de kinderen van de klas ook dubbel.
Terwijl er toch ook echt serieuze dingen in besproken worden.
Het verhaal begint met drie ruziënde pinguïns. Ze lijken erg veel op elkaar, maar als je goed kijkt zie je dat eentje een beetje kleiner is.
Ze vervelen zich enorm. In het land waar ze wonen is namelijk niks anders dan sneeuw en ijs en ijs en sneeuw en sneeuw en ijs. En alles is alleen maar wit, wit en nog eens wit.
De pinguïns vinden elkaar stinken en lopen daarover te bekvechten. Af en toe worden er rake klappen uitgedeeld.
Op een dag gebeurt er eens iets anders. Er verschijnt een vlindertje. De kleine pinguïn vindt het een goed idee om de vlinder dood te trappen. De andere pinguïns vertellen hem dat je niet mag doden. Natuurlijk wil de kleine pinguïn weten van wie dat dan niet mag.
Dit mag niet van God. Maar wie God is, en hoe hij eruit ziet, daar hebben de twee andere pinguïns ook geen antwoord op. Ze weten wel dat God alles gemaakt heeft. Al het sneeuw en ijs en ijs en sneeuw. (Hij had volgens de pinguïns dan ook niet erg veel fantasie). God heeft heel goede oren, ziet alles en heeft een heel goed geheugen. En als je iets doet wat niet mag, dan krijg je straf.
De vlinder wordt toch per ongeluk dood getrapt. De kleine pinguïn loopt boos weg. Hij heeft de andere pinguïns niet nodig, en God ook niet.
Op dezelfde dag gebeurt er nog iets wat anders is. Er komt een duif bij de overige twee pinguïns op bezoek. Hij heeft een boodschap. Een boodschap van God. De twee pinguïns moeten hun koffers pakken en naar de Ark komen. God is het namelijk zat dat de mensen en dieren altijd ruzie maken en wil de wereld laten overstromen. De twee pinguïns krijgen een ticket. Ze moeten om 8 uur bij de ark zijn.
Het bericht van de duif is natuurlijk verschrikkelijk. De wereld zal vergaan.
Gelukkig weten ze de kleine pinguïn van de verdrinkingsdood te redden en smokkelen hem mee op de ark.
Ondertussen denkt de duif steeds dat hij iets vergeten is. Maar wat? Dat weet hij niet. Het moet wel iets belangrijks zijn.
Wat dat is, daar kom je pas aan het einde van het verhaal achter.
Eén van de dingen waar ik erg om heb gelachen is het gesprek van de pinguïns over hoe God eruit zou zien.
Het is geen mens, geen dier, meer een soort 'ding'. Waarop één van de pinguïns oppert dat hij dan misschien wel op een broodrooster lijkt.
Een superleuk en lachwekkend boek. Het gaat uiteraard om een bijbelverhaal, maar het is niet belerend of iets dergelijks, dus voor diegenen die daar verder niks mee hebben is het nog steeds een vermakelijk boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten